Het is bijna etenstijd, maar toch besluit ik nog even naar buiten te gaan. Ook wel lekker na ongemerkt drie dagen binnen zitten. Terwijl ik de deur naar buiten openzwaai, besef ik ineens weer dat ik in een compleet andere wereld woon. Ik loop om het appartementencomplex heen, door het speeltuintje richting de bouwplaats. Het loopt vrij steil naar beneden en haast vanzelf begin ik te huppelen.
Mijn doel is om nog even een toetje te halen, liefst een klassiek Zweedse. Ik begin door de supermarkt te dwalen en loop voor de derde keer langs de uitgebreide diepvriesafdeling. Zal ik toch ijs meenemen? Tamara is niet zo’n grote fan als ikzelf en een echt Zweedse smaak zie ik ook niet. Ik loop weer verder (of eigenlijk terug) langs de kaasafdeling, de zuivel totdat ik weer bij de vriezers ben. Dan valt mijn oog op een schap met vierkante dozen. De dozen zijn van verschillende merken maar bevatten allemaal hetzelfde: kladdkaka. Originele Zweedse chocoladetaart en ik weet dat dit het gaat worden. Nu alleen nog kiezen tussen naturel of vegan, met of zonder noten, melk of puur, met of zonder vruchten, prijs of kwaliteit.
Zes minuten later sta ik bij de kassa, ik reken af en wandel terug naar huis. Het eten is al klaar, maar er is geen tijd meer voor het toetje. De tweewekelijkse, digitale samenkomst met mijn schrijfgroep staat op het punt van beginnen en de kladdkaka moet eerst nog een uur ontdooien. Eén van mijn medeschrijvers heeft een prachtig gedicht geschreven over de oorlog. Naar aanleiding daarvan praten we er een tijdje over door, over machteloosheid en schaamte. Over hoe ons leven in overvloed gewoon doorgaat. Wie zijn wij om iets te kunnen schrijven over de oorlog?
Dan gaan we zoals gebruikelijk aan de slag met een korte schrijfopdracht. Het moet iets te maken hebben met de kleur groen en we hebben twintig minuten. Vlak voordat we beginnen zeg ik nog dat ik even over iets luchtigs wil schrijven en in mijn verhaal de oorlog niet betrek. Er wordt her en der instemmend geknikt. Ik schrijf woorden op die ik met groen associeer: stroom, voetbalveld, noorderlicht. Twintig minuten later blijkt iedereen over de oorlog te hebben geschreven; ik schreef:
Het verkeerslicht springt op groen, maar ik heb het niet door. “Groen!” roept mijn vrouw naast mij. Direct hoor ik mezelf ook “groen” roepen, om te doen alsof ik heus wel aan het opletten was. Ik roep het met een lage stem die ik halverwege het woord bewust een paar keer laat overslaan. Een gewoonte die ik heb overgehouden aan de tijd dat ik als kind op de bank Lingo keek, samen met mijn ouders. Wanneer een team het woord had geraden mochten er twee ballen gepakt worden. Steevast zat er iemand in het publiek die als een bezetene “groen” begon te roepen, boven iedereen uit. Wat is dat voor een aanmoediging, heb ik altijd gedacht. Gaat de kandidaat die nu met haar hand in een bak rommelt, waar zij zelf op geen enkele manier in kan kijken, nu beter haar best doen om een groene bal te pakken? Wie is die man die dit elke aflevering roept?
Groen is de kleur van hoop. Sprak die man enkel zijn hoop uit? Of verwachtte hij er daadwerkelijk iets mee te kunnen bereiken? Bij het volgende verkeerslicht dwalen mijn gedachten weer af, het nieuws op de radio dringt nauwelijks tot mij door.
Groen is de kleur van hoop. Het is vast niet toevallig dat groen wordt gevormd door die twee kleuren die we dagelijks zien: blauw en geel.
Foto: Bødalsbreen, Noorwegen; augustus 2021
Mooi afgesloten ❤️
Thx!
En de kladdkaka was heerlijk! 😊